We control nothing, except our thoughts

Brord Brugman is basketbalcoach van de jeugd van AAC (Amsterdam Amstelveen Combinatie). Brord is tevens coach op het Calandlyceum, alwaar hij basketballessen geeft aan talentvolle jonge basketballers. In een eerdere bijdrage op deze site heeft Brord aangegeven hoe hij met de ouders van zijn spelers omgaat. In deze bijdrage behandelt Brord een nieuwe vraag van Skerpe Jeugd.

De vraag van Skerpe Jeugd: ‘hoe integreer je mentale training in jouw trainingsprogramma?’

BrordBrord: Ik probeer vooral zaken te benoemen, zodat de speler ervan leert. Soms komt er bij een speler steeds bepaald gedrag of een gewoonte terug. Je komt dan op het terrein van de psychologie. Als wij bijvoorbeeld een oefening doen waarbij je moet rennen van middellijn tot achterlijn, dan zie je vaak genoeg spelers die net voor de middellijn al weer terug gaan. Afhankelijk van de oefening bespreek ik dit met de spelers in de groep. ‘Als het doel tot de middellijn is en je stopt net voor de middenlijn, dan heb je het doel niet gehaald.’ Ik werk dus veel met doelen stellen. Dit geef ik de spelers ook mee als ze bijvoorbeeld voor zichzelf naar een pleintje gaan om te schieten. Zet doelen voor jezelf. ‘Ik mag niet naar huis voordat ik 15 schoten achter elkaar raak.’ Dit kan wel eens betekenen dat je in het donker, drie uur later, je 15de bal raak schiet.

Ik ben een vrij kritische coach op gedrag. Als een speler een bepaalde situatie uit de weg gaat of probeert te vermijden, dan ben ik daar vrij fel op. Dit kan zijn dat een speler met zijn niet voorkeurshand een goede scoringsmogelijkheid heeft en de bal afpast waardoor zijn teamgenoot in een moeilijke situatie komt. Nadat een speler een actie maakt en de bal verliest of een goede scoringsmogelijkheid mist, benoem ik dat het een goede actie was. Alleen wanneer deze speler gaat balen en niet omschakelt naar de volgend taak, veelal rebounden of verdedigen, dan wil ik nog wel eens fel worden en deze speler daarmee confronteren. Stoppen of teleurstellingen zijn geen optie.

Verder heb ik oefenvormen die te maken hebben met mentale vorming, gericht op het kweken van een winnaarsmentaliteit, presteren onder druk en concentratie. Om een winnaarsmentaliteit te kweken laat ik de verliezers van een partijtje opdrukken als een soort van beloning voor de winnaars. Ik hou dan goed in de gaten of ze het afgesproken aantal ook echt doen. Wanneer ik het idee heb dat ze er minder hebben gedaan benoem ik dat. ‘Ik heb niet geteld, maar het lijken er minder te zijn. Mocht je hebben gesmokkeld, dan ben je tegen jezelf aan het liegen en kan je over tien jaar zeggen dat je er niet alles aan hebt gedaan om het maximale uit jezelf te halen.’ De bekende basketbalcoach Ton Boot liet juist de winnaars rennen of opdrukken. ‘Jullie hebben gewonnen, dus jullie mogen meer trainen en beter worden. De verliezers mogen aan de kant zitten kijken hoe de winnaars beter worden.’ De gedachte van Boot spreekt mij aan, maar ik heb het bij de jeugd nog niet toegepast.

Als ik individueel met een speler werk, leg ik wel eens de opdracht neer dat ze 10 of 15 ballen achter elkaar moeten scoren. De eerste ballen gaan er altijd soepeltjes in, maar toch kan deze opdracht lang duren. Volgens mij komt dit door de interne gedachten van de speler: ‘wat als ik deze bal raak of juist mis?’ Soms verander ik de oefening en moeten ze er in totaal 50 raak schieten. De grap is dat ze dan vaak 20 ballen achter elkaar scoren.

Misschien kan de sportpsycholoog mij vertellen welke theorie ik daar aan kan koppelen? Hoe krijg ik het voor elkaar dat ze de volgende keer gewoon die 15 ballen achter elkaar raken?

Een oefening waarin ik het doorzettingsvermogen probeer te prikkelen is de zogenaamde ‘animall drill’. Eén persoon schiet een vrije worp en er staat een rebounder aan zijn rechterkant en één aan zijn linkerkant. Deze moeten de bal rebounden/afvangen en spelen daarna één tegen één, waarbij degene die twee keer achter elkaar scoort het duel wint. In deze oefening is alles toegestaan, behalve duwen in de onderrug, het hoofd aanraken en het gebruik van voeten in contactvorm. Tijdens deze oefening kunnen de emoties hoog oplopen en raken spelers regelmatig gefrustreerd. Dit komt doordat de spelers op het maximale van hun uithoudingsvermogen spelen en er geen regelgeving is. Spelers hebben allemaal een andere reactie. De één haakt af en geeft op, de ander buffelt door, terwijl weer een ander gefrustreerd raakt door het in zijn ogen oneerlijke spel van zijn tegenstander. Deze reacties zijn bruikbare lessen voor een speler. Ik geef ze altijd feedback op hun gedrag en probeer dat bij te sturen naar gewenst gedrag. Afhankelijk van de speler probeer ik ze uit hun comfortabele gebied te halen. Op jonge leeftijd komt het regelmatig voor dat je huilgezichten krijgt waarbij ze min of meer vertellen dat het niet eerlijk is. Mijn reactie is dan: ‘welcome to the world, ga er mee om en vind je manier.’

Mijn favoriete schotoefening is de ‘3-1 schotoefening’. De speler begint dicht bij de basket. Wanneer de speler drie schoten achter elkaar raakt schiet, dan mag hij een stap naar achter gaan. Mist de speler één schot, dan moet hij weer een stap vooruit. Dit kan dus betekenen dat je 15 schoten op rij raakt en dat je door vier missers achter elkaar weer op je beginpunt staat. Heel frustrerend! Maar tegelijkertijd ook weer heel prikkelend, want als je een schot mist, dan moet je weer de focus proberen te vinden om de volgende te raken. Kortom je bent continu in gevecht met jezelf en ik durf wel te zeggen dat het een gevecht is tegen je eigen gedachten: ‘als ik deze mis, dan…’ of ‘mijn vorige schot was tekort dus deze moet ik aanpassen.’ In mijn optiek kun je het beste in het heden leven, maar tips hoe je deze gedachte kunt stimuleren zijn zeer welkom!

Ik heb meer oefeningen die het doorzettingsvermogen en het doelen opleggen stimuleren, zoals:

Tien keer achterelkaar de bal tegen het bord tippen, in de lucht, en de elfde moet je scoren. De eerste keren moet je wel voldoende tijd in ruimen voor dergelijke oefeningen;

Tien keer achterelkaar scoren in de zogenaamde ‘mikan drills’, onder de ring op verschillende manieren afmaken.

Eén-tegen-één-oefeningen waarbij degene die de bal rebound/afvangt nog een keer mag aanvallen, ongeacht of de score zit. Hiermee proberend de verdediger te stimuleren door te gaan ondanks dat de aanvaller scoort. Soms komt een speler in de oefening helemaal niet aan aanvallen toe, waarbij ik wel aangeef wat deze speler kan doen om wel een keer te kunnen aanvallen.

AfleidingIk heb ook trainingsvormen die gericht zijn op het goed kunnen concentreren, of beter: kunnen omgaan met afleiding. Tijdens het nemen van vrije worpen maken we er wel eens een gekkigheid van. Eén speler neemt een vrije-worp en de rest staat op de achterlijn onder de basket allerlei gekke capriolen uit te halen: een radslag of een zogenaamde ‘moon’ actie zijn niet ongebruikelijk. De speler op de vrijeworplijn moet proberen zijn focus te houden op de taak die voor hem ligt: de bal vanaf de vrije-worp-lijn in de basket schieten. De situatie variëren wij met spelers die achter de vrije-worp nemer staan of er naast. Ze mogen nooit contact maken met de schutter maar wel praten, provoceren, uitdagen en irriteren.

Bij het schrijven van deze blog merk ik dat ik best veel oefeningen gebruik om de spelers mentaal sterker te maken. Behalve de beschreven oefeningen, gebruik ik er nog wel meer, of varianten er op. Tot nu toe werk in vooral op gevoel aan de mentale vaardigheden van mijn spelers. Aandacht voor de psychologie vind ik heel belangrijk, getuige mijn lijfspreuk: ‘we control nothing, except our thoughts.’

Reactie van Wim Keizer, Skerpe Jeugd: Dank je wel Brord voor de beschrijving van je aanpak. Jouw intuïtieve manier van werken brengt je ver. Grappig dat je basketbalcoach Ton Boot als voorbeeld erbij haalt. Ik heb ooit een lang intervisiegesprek met hem gevoerd over dit onderwerp. Ton wilde nooit met sportpsychologen werken, maar hij gebruikte wel veel van de ideeën uit de sportpsychologie.

De kern is natuurlijk dat je aandacht geeft aan gewenst gedrag en de juiste uitvoering van de taak. Deze moet worden bekrachtigd met complimenten of andere beloningen die de spelers waarderen. Nou is opdrukken doorgaans geen beloning voor spelers, behalve dus als je het een positievere lading aan geeft: je wordt er een betere basketballer van.

Ja, gedachten kunnen een goede prestatie lelijk in de weg zitten. Ik denk aan het net afgelopen WK Darts, waar de toppers met veel moeite de laatste dubbel weten te raken. De darters gooien niet meer vrij in het hoofd, maar zijn bezig met de gevolgen van het wel of niet raken van het vakje. Ze weten allemaal dat ze de gedachten onder controle moeten houden, maar dit is wel waanzinnig moeilijk. Dat maakt het leuk voor ons toeschouwers. Met mentale training kunnen spelers hier wel veel in verbeteren, bijvoorbeeld door een vaste strategie te hanteren voor iedere pijl, van de eerste tot de laatste.

Dit onderwerp heeft alles met concentratie te maken. Spelers die de aandacht geheel bij het spel kunnen houden, raken in een flow. Alles gaat vanzelf en de wedstrijd vliegt voorbij. Sportpsycholoog Eberspächer heeft een theorie bedacht hoe spelers uit die toestand kunnen komen tijdens de wedstrijd. Allereerst benadrukt hij dat gebeurtenissen tijdens de wedstrijd de aandacht kunnen wegtrekken van het spel. De scheidsrechter maakt een verkeerde call, de coach geeft een onduidelijke aanwijzing of de tegenstander geeft je een beuk. Wanneer deze dingen gebeuren, dan heb je een re-focusstrategie nodig om terug te komen naar ‘ik en mijn taak’. Tijdens een tenniswedstrijd kun je zien hoe tennissers dat doen voor iedere service. In het basketbal hebben de spelers ook een bepaalde routine voordat ze de vrije bal uit hun handen laten vliegen.

Wanneer de spelers vervolgens met hun gedachten bij de situatie blijven hangen en deze gaan interpreteren (de scheidsrechter heeft het op mij voorzien; de coach vind dat ik niet goed speel), dan wordt het alweer moeilijker om terug in concentratie te komen. Dit geldt helemaal als ze gaan nadenken over wat de gevolgen zullen zijn als ze de wedstrijd wel of niet gaan winnen. In deze fase hebben de darters het moeilijk: ‘als ik deze pijl raak, dan heb ik de partij gewonnen, ben ik kampioen en neem ik de prijzenpot mee naar huis.’ De aandacht is al lang niet meer bij de taak. De hersenen hebben het dan moeilijk om de juiste uitvoering aan te sturen.

Verder geef ik je complimenten hoe je jouw spelers gewend laat raken met de druk van een basketbalwedstrijd. Ik heb nog wel een tip. Ik heb nog nooit gezien dat er 15 vrije worpen worden toegekend in het basketbal. Doorgaans zijn het er twee, soms één, soms drie. Deze omstandigheden zou je moeten trainen. De druk zit hem meteen al op de eerste vrije worp. Bij techniek trainingen kan je grotere aantallen nemen, maar op de druk van basketbal te simuleren kun je beter kleinere aantallen nemen.