Hoe ga je als coach met de ouders van jouw teamleden om?

Brord Brugman is in 1982 geboren in Amsterdam. Tijdens zijn eigen opvoeding stond sport hoog in het vaandel. Hij beoefende sporten als Tai Chi, voetbal, tennis en handbal, maar uiteindelijk werd basketbal voor hem dé sport. Op twaalfjarige leeftijd begon hij bij de Harlemlakers in Badhoevedorp. Na twee seizoenen vervolgde hij zijn sportloopbaan bij de Canadians (onderdeel van de Amsterdam Astronauts) in Amsterdam, waarmee hij onder andere de landstitel won. Sinds 2004 is Brord basketbalcoach en werkt hij veel met jeugdige basketballers. Op dit coacht hij AAC U14-1.

Brord gaat in een aantal columns in gesprek met Skerpe Jeugd. De eerste vraag die Skerpe Jeugd stelt, is: hoe ga jij met de ouders van jouw teamleden om?

Brord 1Brord: Ik moet terugdenken aan mijn eerste jaar als trainer/coach bij een klein dorpsclubje. Om de
ouders betrokken te krijgen bij het team en de basketbalregels en technieken uit te leggen, hebben wij een oudertraining georganiseerd. De ouders mochten de training ondergaan en de kinderen mochten mij helpen bij het geven van de training. De uitwerking was verbluffend positief. Ik kreeg zeer betrokken ouders en de omgang met de ouders werd veel makkelijker. Dat seizoen hebben de ouders niets anders gedaan dan wenselijk ‘supporteren’.

Wanneer ik een team coach, dan houd ik altijd een ouderavond. Ik geef dan uitleg over wat wij dat seizoen gaan doen en wat ik verwacht van zowel spelers als ouders. Ik wil zo duidelijk mogelijk zijn, zodat we met z’n allen een goed seizoen kunnen hebben. Tijdens de ouderavond informeer ik de ouders over de regels die ik de spelers opleg. Deze gaan bijvoorbeeld over het gedrag tijdens blessures en de consequenties van het overslaan van trainingen voor de speeltijd tijdens de eerstvolgende wedstrijd. Sommige coaches houden er van om samen met de spelers de regels te maken. Ik niet, ik leg de regels op. Ik neem ze wel met spelers door en vraag aan hen waarom zij denken dat we de betreffende regel hebben. Ik wil dat ze begrijpen wat we doen. Zelf wil ik altijd consequent zijn, me aan mijn eigen opgestelde regels houden.

Ouders kunnen voor vragen altijd bij mij terecht, want alles wat ik doe heeft een reden of oorzaak. Ik zorg er voor dat ik alles kan uitleggen. Waarom doe je dit? Waarom moeten we meer trainen? Kunnen we niet rechtstreeks naar de uitwedstrijd? Waarom speelt mijn zoon minder of niet? Als ik ergens geen verklaring voor heb is dat voor mij een mooi leermoment en geef ik ook aan dat ik er over na moet denken en er op terug kom.

In de omgang met ouders heb ik wel het een en ander geleerd. Ik krijg bijvoorbeeld regelmatig een mail van ouders waarin ze hun beklag doen over wat er met hun kind gebeurd. Voorheen reageerde ik veelal inhoudelijk op deze mails, met veel misverstanden als gevolg. Tegenwoordig vraag ik per terugkerende mail wanneer ze de tijd hebben voor een gesprek. Dit persoonlijke contact creëert veel meer begrip voor mijn coachbeslissingen.

Ouders doen bijvoorbeeld hun beklag als hun kind minder speeltijd krijgt in een wedstrijd. Ik streef er naar om iedere speler minimaal twee momenten te geven waarin ze zich kunnen bewijzen. Toch hou ik mij niet altijd aan de regel, soms haal ik een speler eerder naar de bank. Bij basketbal kan ik vrij wisselen, dus wanneer een speler bijvoorbeeld mekkert tegen de scheidsrechter, dan haal ik hem er uit. Andere redenen zijn als de speler zijn verdedigende taak niet uitvoert of ongeconcentreerd het veld in stapt. Ouders zien dit soort dingen niet. In het persoonlijke gesprek snappen ze mijn handelen en steunen me verder als coach.

Soms zie ik gedrag bij ouders waar ik het als coach niet mee eens ben. Zo heb ik bijvoorbeeld een situatie gehad met een ouder tijdens een wedstrijd in een vreemde taal zijn zoon aan het bekritiseren was. Ik zag dat de jongen onzeker werd en anders ging spelen. Ik heb toen een time-out genomen, liet de spelers naar de bank gaan en heb de ouder ‘en public’ aangesproken op zijn gedrag. Ik heb hem ongeveer het volgende gezegd: ‘Ik ben de coach en ik versta niet wat u zegt, maar zie dat het geen goed doet aan uw zoon. Kunt u daarmee stoppen en hem gaan aanmoedigen?’ Misschien een impulsieve actie van mij, maar op dat moment moest ik het doen.

Een soortgelijke situatie heb ik gehad toen een ouder aan de jurytafel zat en opmerkingen maakte over een speler van ons team. Deze speler was overigens niet zijn eigen kind. Ik heb toen vrij fel op deze ouder gereageerd: ‘Kun je daarmee stoppen? Of weggaan? Je zoon aanmoedigen is ok, maar ik wil niet dat je andere spelers zwart maakt.’ De felle reactie heeft natuurlijk met mijn karakter te maken. Ik weet niet of dit de juiste manier is. De aanmerkingen op de speler stopten wel en ook de daarop volgende wedstrijden heb ik nergens last van gehad. Na zo’n aanvaring kan ik trouwens gewoon normaal blijven omgaan met deze ouder.

Na een wedstrijd spreek ik altijd met de ouders. Ze hebben soms een afwijkende mening, wat ik prima vind. Wanneer je de ouders, maar zeker ook hun kinderen, positieve aandacht geeft, dan zul je de ouders altijd mee hebben.

Reactie van Skerpe Jeugd: Dank je wel voor je antwoord. Het is heel goed dat je probeert een open communicatie met de ouders van jouw spelers te hebben. In onze ogen zijn ouders heel belangrijk, ze besteden namelijk meer en intensiever contact met de ‘spelers’ dan jij als coach kan doen. En dan gaat het natuurlijk niet alleen over hun sport, maar ook over school en andere activiteiten van het kind. Het kan dus veel opleveren als jullie op één lijn staan.

Je legt zelf de regels van het team op en legt die goed uit aan de spelers. Het is interessant om te weten of er andere regels uit zouden komen, wanneer de spelers zelf de regels op zouden stellen. Ik denk het niet. De regels zullen voor 90% overeenkomen met jouw regels. Het voordeel is dan wel dat het de regels van hen zijn in plaats van de regels van de coach. Die 10% die ontbreekt kun je dan altijd nog toevoegen. Onderzoek naar medezeggenschap heeft opgeleverd dat zelfgekozen regels beter nageleefd worden dan opgelegde regels.

In dit verband is ook het onderzoek naar zelfregulatie interessant. Volgens onderzoekster Laura Jonker is zelfregulatie de sleutel tot succes in sport, maar ook in andere domeinen: ‘sporters met zelfregulatie leren efficiënter doordat zij zich meer bewust zijn van het eigen leerproces, vaker kennis en ervaringen uit het verleden gebruiken om ervan te leren en beter in staat zijn om op basis van deze informatie persoonlijke doelen te stellen om te verbeteren’ (Self-regulation in sport and education, 2011).

De sporter heeft dus geleerd om te reflecteren op zijn eigen functioneren en is in staat om de leerpunten daaruit te halen. Het kan veel opleveren als de coach de spelers uitdaagt om over belangrijke sportonderwerpen na te denken. Dat kan over de regels van het team gaan, maar ook over de inhoud van een training.

Je benoemt twee situaties met ouders tijdens wedstrijden. Jouw communicatie naar de ouders is in die situaties fel en ‘to the point’. Ik moet denken aan het boek Championship Team Building van Jeff Janssen (2002). Jeff geeft aan dat de communicatie tijdens wedstrijden snel, bondig en specifiek moet zijn. Er is op dat moment geen tijd voor uitvoerige uitleg. De toon is soms ook hard, waardoor de opmerkingen soms persoonlijk worden opgevat. Het is belangrijk voor ouders dat ze weten dat jouw communicatie tijdens wedstrijden in de ‘prestatie-modus’ staat. Dat geldt voor jouw communicatie richting de spelers, maar ook naar hen toe. Spreek het na de wedstrijd goed uit.